De belevenissen tijdens de Wildlife reis door de ogen van Leen Brans
Waarom in ’s hemelsnaam heb ik me laten overtuigen om in de lente mee te gaan naar Finland? Zo heb ik mezelf veroordeeld tot opsluiting in een schuilhut van de vroege avond tot de volgende ochtend. Warm ingeduffeld de koude lentenacht trotseren, daar heb ik dus zelf voor gekozen? Waarom doe ik dit toch?
We gaan per twee een schuilhut in…
Hier zullen we een ganse nacht op een redelijk gammel stoeltje wachten op een beer, een veelvraat misschien …. of zitten kijken naar een luidruchtige bende ruziënde meeuwen. Wie zal het zeggen? Het blijft nu lang klaar en we zijn begenadigd met licht bewolkt weer. Hoopvol op de uitkijk zitten zet me op scherp.
Aan de rand van het bos komt een berin in zicht. In haar kielzog volgen drie spelende jongen. Eentje wijkt bijna niet van moeders’ zijde, de twee andere zijn minder volgzaam.
Gefascineerd zit ik op dat niet al te beste stoeltje roerloos naar hen te kijken. In gedachten spring ik een gat in lucht. Niet één maar vier beren tegelijkertijd! Zo min mogelijk geluid maken is de boodschap. Alleen het opklappen van de spiegel van onze fototoestellen breekt de verwachtingsvolle avondstilte.
Eigenzinnige pubers, zo zal het niet lukken om een familiefoto te maken! De lefgozertjes lopen voorop of ze blijven achter. Altijd is er minstens eentje uit beeld. Nieuwsgierig gluren ze door het gebladerte van het struikgewas. De wijde wereld intrekken wordt nog uitgesteld. Het gezinnetje kuiert verder en verdwijnt opnieuw het bos in.
Een poos later verschijnt een log oud mannetje. Een grote zwerm vervelende muggen zoemt treiterachtig rond zijn kop. Gelukkig belagen ze hem in plaats van ons, denk ik opportunistisch. Indrukwekkend massief hobbelt hij dichtbij langs de schuilhut.
In de verte loopt een vos met een opvallend dikke pluimstaart. Toe, kom wat dichterbij! Hij zwaait nog eens met zijn prachtige staart. Het is een beeld dat ik meeneem in mijn herinnering, niet in pixels.
Misschien hebben mijn kompanen meer geluk? Dat zou mooi zijn voor ons gezamenlijk fotoalbum.
Nu niet knikkebollen! Ik moet me zo goed mogelijk proberen te verzetten tegen de opdringerige slaap.
Verman je dus maar! Help, hoe leg ik dat aan boord? Ik ben een vrouwtje! Tot aan mijn middel weggedoken in een warme slaapzak lijk ik wel een belachelijk slechte kopie van de kleine zeemeermin.
Volgens ons uurwerk is het al nacht maar de duisternis is nog niet gevallen. Ik wrijf me de ogen uit.
Daar roert wat, daar loert wat in de schemering tussen de bomen. Wat nadert daar heimelijk ineengedoken?
Dit moet een droom zijn. Ik durf mijn ogen niet te geloven. Zie ik dat goed? Yes! Een wolf! Een wolf houdt heel even halt en kijkt met priemende blik recht naar onze schuilhut, recht in de lens.
“Grootmoeder, waarom heb je zulke grote ogen?” flitst het door mijn kop. Hij loopt langzaam weg en keert later ook nog terug in onze richting. Het levert een reeks mooie foto’s op. Geen enkele is zo sterk als die met de spiedende grote geel omrande ogen. Hij trekt zich terug in het bos en we horen hem doordringend huilen.
Een rilling loopt langs mijn ruggengraat en zindert na tot in mijn haren. Het voelt aan als joelen van plezier, een vreugdekreet maar dan in absolute stilte. Zo’n intens magische natuurbelevenis! Daar doen we het voor.
Leen Brans